Back to top

Inleiding tot Problem-solving

Na de vakantie is het hoog tijd om weer wat te problem-solven. Ons problem-solvingteam richt deze avond zijn aandacht speciaal naar de eerstejaars, maar uiteraard is iedereen welkom om de nieuwelingen te ondersteunen in hun eerste stappen in de problem-solvingwereld. In de inleiding zullen we enkele basistechnieken uit de doeken doen die wel eens van pas komen bij het oplossen van een raadseltje.

Na de inleiding is iedereen vrij om de mappen te bestormen en te problem-solven op zijn of haar niveau!

In afwachting al een puzzeltje om de hersencellen op te warmen. De tien zinnen hieronder zijn allemaal ofwel waar ofwel vals, en coderen samen een bepaald natuurlijk getal. Wat is het kleinste getal dat "past" in het systeem, zonder tot contradicties te leiden? Merk dus op dat niet elke uitspraak waar hoeft te zijn!

  1. Minstens één van de uitspraken 9 en 10 is waar.
  2. Dit is ofwel de eerste ware, ofwel de eerste valse uitspraak.
  3. Er zijn drie opeenvolgende valse uitspraken.
  4. Het verschil tussen de getallen van de eerste en de laatste ware uitspraken is een deler van het gezochte getal.
  5. De som van de getallen van de ware uitspraken is gelijk aan het gezochte getal.
  6. Dit is niet de laatste ware uitspraak.
  7. Elk getal van een ware uitspraak is een deler van het gezochte getal.
  8. Het gezochte getal is het percentage ware uitspraken.
  9. Het aantal delers van het gezochte getal, verschillend van 1 en zichzelf, is groter dan de som van de getallen van de ware uitspraken.
  10. Er zijn geen drie opeenvolgende ware uitspraken.
Activiteiten: 
Academiejaar: